Roos: “Mijn hart ligt bij de forensische doelgroep”

Kinderen en jongeren met complexe gedragsproblematiek, dat is wat Roos van der Heijden; winnares van de NVO-thesisprijs 2022 voor het domein Orthopedagogiek, motiveerde om de master Forensische orthopedagogiek te doen. Ze heeft veel geleerd tijdens haar afstudeeronderzoek met als titel ‘The Effectiveness of Interventions with a Social Network Component for Youth.’

 

Waarom specifiek deze doelgroep? Deze vraag krijg ik vaker, zegt Roos lachend; Ik ben altijd al erg geïnteresseerd geweest in de forensische doelgroep, de verdieping in gedragsproblematiek en hoe deze ontstaan. Zelf is Roos in een hele fijne en veilige omgeving opgegroeid. Mede door dit grote verschil en haar bewustzijn hiervan, voelt Roos dat ze hier verschil kan maken. “Ik kan gewoon heel slecht tegen onrecht en wat mij misschien nog wel het meeste aantrekt, is dat deze doelgroep ons (orthopedagogen) het hardst nodig heeft.” Kinderen en jongeren vertonen niet zomaar problematisch gedrag legt ze uit; dit komt vaak doordat er dingen in hun jeugd en opvoeding verkeerd zijn gegaan. En dan kun je als orthopedagoog het verschil maken, door hun eigen krachten te benadrukken en benutten.

 

Het onderzoek

 

Via een drie-level meta-analyse (een analyse waarin je uitkomsten van verschillende onderzoeken bundelt en opnieuw statistische testen uitvoert) heeft Roos gekeken naar de effectiviteit van verschillende interventies waarbij het sociale netwerk van kinderen en jongeren wordt betrokken. Er bestaan veel verschillende soorten interventies, waarbij iemand op verschillende manieren in het netwerk van de jongeren of kinderen wordt betrokken.

Twee voorbeelden van interventies die zijn meegenomen in het onderzoek zijn: ‘eigen kracht conferenties’ en ‘JIM (jouw ingebrachte mentor)’. Bij een eigen kracht conferentie komt een hele familie bij elkaar en wordt er een plan opgezet waar de hele familie samen zicht op houdt. Bij een ‘JIM’ interventie kiezen kinderen of jongeren iemand uit hun eigen netwerk waarmee ze persoonlijk verbonden zijn, die direct wordt betrokken bij hun hulpverleningstraject. De kracht hiervan zit hem in de consistentie; waar hulpverleners komen en gaan, blijft een ‘JIM’ toereikend in het sociale netwerk van een kind of jongere. Hierbij heeft ze gekeken naar de mogelijk modererende rol van demografische gegevens zoals o.a. etniciteit, gezinssituatie, geslacht en sociaal economische status (SES).

 

De methoden waren het meest uitdagende onderdeel van haar onderzoek, gezien de grote beschikbaarheid aan data. Roos: “Voor een goede meta-analyse wil je het liefst alle relevante literatuur meenemen.” Maar gezien de beperkte tijd die je hebt tijdens het afstuderen moeten er keuzes gemaakt worden, wat begint bij het bedenken van de juiste zoektermen voor de dataverzameling. Via verschillende databases heeft Roos, samen met een studiegenoot die een aansluitend onderzoek deed, in totaliteit zo’n 1235 artikelen gescreend. Om te bepalen of een artikel relevant was voor haar studie, las ze de titel en abstract.

Dit resulteerde in 35 relevante artikelen die zijn samengevat en nauwkeurig gecodeerd; verschillende stukjes informatie zijn uit de artikelen verzameld en gecategoriseerd en gelabeld. Voorbeelden van categorieën die hieruit kwamen zijn: type interventie, demografische gegevens van de doelgroep en publicatiejaar. Vervolgens zijn deze categorieën meegenomen in haar analyse.

 

Interventies met een sociaal netwerk component werken

 

Uit de resultaten bleek dat interventies met een sociaal netwerk component effectief zijn en dat er twee modererende factoren zijn: SES en gezinssituatie. Interventies met een sociaal netwerk component bleken over het algemeen effectiever bij jongeren met een gemiddelde SES in vergelijking tot jongeren met een lagere SES. Roos legt uit waardoor dit kan komen: “Een mogelijke verklaring hiervoor is dat kinderen uit lagere SES buurten minder toegang hebben tot mensen in hun sociale netwerk die effectieve hulp kunnen bieden.” Ook bleken interventies voor kinderen van gescheiden ouders of samengestelde gezinnen effectiever in verhouding tot kinderen uit een ongescheiden of niet-samengesteld gezin. Wat ergens logisch is legt Roos uit: “Dit zou kunnen komen doordat de kinderen van gescheiden ouders meer problemen hebben en dus meer behoefte aan sociale steun.” Voor eventueel vervolgonderzoek zou het volgens haar interessant zijn om te kijken naar de effectiviteit van verschillende interventies in verhouding tot elkaar; is een JIM bijvoorbeeld effectiever dan een eigen kracht conferentie? En is een interventie die langer duurt effectiever ten opzichte van een kortdurende interventie?

 

Van theorie naar praktijk

 

In de praktijk blijken de uitkomsten van Roos haar onderzoek ook relevant; “Ik vind het heel leuk om te zien dat wat ik heb onderzocht in mijn scriptie, ook weer terugzie in de praktijk en hoe effectief sociale interventies zijn”. Het is belangrijk om het netwerk van een kind of jongere te benutten en de doelgroep te motiveren om iemand in hun eigen omgeving te vinden om op te leunen. Roos: “Dit zou ik zoveel mogelijk stimuleren en kijken welke krachten een jongere kan halen uit zijn eigen netwerk.” Momenteel loopt Roos stage als gedragswetenschapper in een gesloten jeugdinrichting. Ondanks dat dit haar ontzettend goed bevalt, vindt ze dat er nog een tussenstap nodig is om als volwaardig gedragswetenschapper aan het werk te kunnen gaan. Ze vindt dat ze meer praktijkervaring op moet doen door bijvoorbeeld één of twee jaar zelf op de groep te staan. Een ding weet ze inmiddels zeker; “Dit beroep zie ik mijzelf later écht doen, mijn hart ligt bij de forensische doelgroep.”  

 

tekst: Amber Bruijnzeel

About the Author /

a.bruijnzeel@nvo.nl

Alle artikelen