
Marieke: “Bij alle behandelingen denk ik out of the box”
Marieke Zeeman werkt met getraumatiseerde gezinnen. Daarbij gebruikt ze onderbouwde methodieken, en als die niet werken bedenkt ze een andere aanpak. Gewoon met gezond verstand en creativiteit.
“In de negen jaar dat ik bij de Opvoedpoli werkte, zag ik vaak onbehandeld trauma bij ouders. Soms begonnen ze te huilen over dingen die al vlak na de geboorte van hun kind fout waren gelopen, terwijl dat al lang en breed op de basisschool zat. ‘Wat zonde dat daar nooit iets mee gedaan is’, dacht ik vaak.
Geen roze wolk
Er is een groot taboe op peri- en postnatale psychische klachten, terwijl een op de drie vrouwen helemaal niet op de verwachte roze wolk zit. Er kan sprake zijn van angst voor of een daadwerkelijk traumatisch verlopen of ervaren bevalling. Van perinatale of postnatale depressie en dwang. Van verlies in de vorm van bijvoorbeeld een miskraam, een doodgeboren of vlak na de geboorte gestorven baby. Er is ineens een grote verantwoordelijkheid. Rollen veranderen, ook in de relatie met je partner. Soms komen eigen jeugdtrauma’s boven, en slaaptekort maakt alles nog zwaarder. Het is een hele mooie en tegelijk kwetsbare periode. Niet alleen voor moeders, ook voor vaders!
Eigen ervaring
In mijn begintijd bij de Opvoedpoli had ik zelf nog geen kinderen. Voor de rest van mijn werk hoefde ik de problemen niet uit eigen ervaring te kennen, maar rond peri- en postnatale klachten vond ik dat wel een belangrijke toevoeging. Mijn specifieke affiniteit met het thema verdiepte dan ook toen ik zelf zwanger was.
Super zwaar
Het viel me op dat verloskundigen weinig specifieke vragen stelden over hoe ik de zwangerschap en later de bevalling beleefde. Tijdens de zwangerschap voelde ik me heel gelukkig, maar de geboorte was heftig en daarna was er lange tijd het slaaptekort. Op mijn werk kon ik me amper concentreren. Het was super zwaar en ondanks dat ik zielsveel van mijn kind hield, dacht ik af en toe ook echt: balen! Toen ben ik naast mijn werk mijn eigen praktijk begonnen, waar ik met name deze doelgroep behandel.
Normaliseren
Bij vriendinnen en collega’s benoemde ik mijn ambivalente gevoelens. Gelukkig gingen zij mijn ongemak niet uit de weg, want als ik het voor mezelf had moeten houden was ik misschien wel depressief geraakt. Veel ouders moeten het zonder die steun stellen. Bij een intake is normaliseren daarom het eerste wat ik doe. Ik moedig hen aan open te zijn. Erkennen dat het zwaar is, dat tegenstrijdige gevoelens erbij horen.
Dat geeft zóveel lucht! Met die erkenning is de eerste hobbel genomen. Vervolgens kijk ik wat er aan zelfzorg mogelijk is, want slaaptekort bijvoorbeeld is een marteling. Van daaruit kunnen we als het nodig is beginnen met traumaverwerking of een andere passende behandeling. Daarbij is behalve aandacht voor moeders ook aandacht voor vaders en de rest van het gezin heel belangrijk. Voor het hele systeem dus.
Alleen en samen
Ik ben weggegaan bij de Opvoedpoli en heb mijn eigen praktijk verder uitgebreid. Dat gaf rust omdat ik minder reistijd had en alleen verantwoordelijk was voor mijn eigen cliënten, maar ik miste op een gegeven moment wel collega’s. Daarom doe ik nu hetzelfde werk rond peri- en postnatale klachten bij Family Supporters, een organisatie die alles biedt wat een gezin aan zorg nodig heeft. We regelen financiering over de schotten van verschillende regelingen en wetten heen, zodat we niet alleen het kind of de volwassene, maar het hele gezin kunnen behandelen.
Goed voor jezelf zorgen
Vanuit mijn eigen praktijk geef ik nu alleen nog supervisie voor de SKJ, het traject tot NVO Orthopedagoog Generalist en de GZ-opleiding, en trainingen aan professionals. In supervisie help ik professionals om te reflecteren op hun werk en wat het met hen doet. In dit werk geef je veel. Het is belangrijk om goed voor jezelf te zorgen en je grenzen aan te geven. Anders raak je uitgeblust.
Aandacht voor het hele systeem
Les geef ik onder andere aan de GZ-Opleiding bij RINO Amsterdam. In het blok ontwikkelingspsychopathologie leer ik GZ-psychologen in opleiding die werken met volwassenen, om óók te kijken naar de kinderen van hun cliënten. Binnen organisaties voor volwassenen is soms een schrijnend gebrek aan aandacht voor kinderen en het hele gezinssysteem. En dan komen die kinderen jaren later weer bij je, nu zelf als cliënt. Cursisten zijn enorm enthousiast en zorgen er vaak voor dat de denkwijze binnen hun hele team verandert. Daar word ik zó ontzettend blij van!
Rust op traumatische herinneringen
Eén tot twee dagen per week werk ik in een Blijf-van-mijn-lijfhuis, voor vrouwen en hun kinderen die gevlucht zijn voor hun gewelddadige partner en vader. Ik ben inmiddels heel wat gewend, maar soms word ik nog misselijk als ik hoor wat er met hen gebeurd is. Desondanks lukt het om succesvolle traumabehandelingen te geven. Bij volwassenen zet ik veel EMDR en Exposure in, bij kinderen veel traumagerichte cognitieve gedragstherapie en schrijftherapie. Uitgangspunt bij die behandelingen is dat het trauma geweest is, maar dat het nu niet meer speelt. Je kunt rust krijgen op de herinneringen. Dan komt de verwerking op gang en kan iemand het leven weer aan.
Niet passend in zorgprogramma
Bij alle behandelingen denk ik out of the box. Zo was er een jonge vrouw die zo obsessief studeerde dat ze psychotisch was geraakt. Haar probleem paste binnen geen enkel zorgprogramma. Samen met een verpleegkundig specialist van Family Supporters pakte ik de behandeling op. Hij zette in op medicatie, crisissignalering en zelfzorg, en hielp haar de dag te structureren. Ik hielp haar met cognitieve gedragstherapie om greep te krijgen op haar angstige gedachten.
Moeite met voelen
Praten alleen was niet genoeg. Ze bleef moeite houden met voelen. Ik verwees haar naar een haptonoom, waar ze op de wachtlijst kwam. In de tussentijd ben ik geregeld met haar gaan wandelen. Op een gegeven moment gingen we daarbij een plantenwinkel in. Daar vroeg ik haar foto’s te maken van planten die weergaven hoe ze zich voelde , en van hoe ze zich zou wíllen voelen. Het werden foto’s van een starre cactus en een kleurrijke bloeiende plant, die ze thuis ophing om naar te kijken als ze de binding met haar gevoel dreigde kwijt te raken. Het gaf een doorbraak in de behandeling.
Handen vasthouden
Voor sommige hulpverleners en instanties is het al out of the box dat ik op locatie werk, in het Blijf-van-mijn-lijfhuis. Ik vind het vooral praktisch. Als een vrouw in het Blijf-van-mijn-lijfhuis bij een afspraak niet verschijnt, klop ik op haar kamerdeur en haal haar op. Soms gaan we wandelend in gesprek in plaats van tegenover elkaar te zitten. Bij een vrouw die slachtoffer was van mensenhandel en voor het eerst in één ruimte moest zijn met een mannelijke hulpverlener, heb ik haar handen vastgehouden en mijn knie tegen de hare gezet, omdat ze bleef dissociëren. Net zoals ik dat zou doen bij een klein kind. Niet volgens protocol, maar dat menselijke aspect had ze nodig om zich veilig te voelen.
Niet stoppen met denken
Ik volg meestal netjes het protocol, tot ik merk dat het niet meer werkt. Dan verzin ik iets anders. Ik zou niet kúnnen werken binnen een GGZ-team met voor iedere diagnose een apart team. Ik kijk altijd per individu en per gezin wat nodig is. En dat is nooit hetzelfde. Volgens mij is iedereen die met kinderen en jeugd werkt creatief in het vinden van oplossingen. Je moet wel, want een kind reageert dikwijls heel anders dan je verwacht. Creatief zijn is niet het wiel opnieuw uitvinden, maar ook niet stoppen met denken. En als ik het niet weet, weet iemand anders het wel. Voor iedereen is er hoop, en iedereen is de moeite waard.”
tekst: Wilmie Geurtjens