
Nienke: “Volhouden en vertrouwen in je kwaliteit als OG’er in de GGZ”
Als grote zorgorganisatie heb je mensen in dienst met veel potentieel. Dan is het mooi als al deze professionals hun werk goed kunnen doen. Waardering voor wat een orthopedagoog-generalist kan, is belangrijk: het zorgt ervoor dat wachtlijsten afnemen, meer mensen worden behandeld, en er volle aandacht is voor kind en ouders. Maar hoe krijg je die meerwaarde tussen de oren van je organisatie? Nienke de Ruiter laat zien hoe dat kan.
Na haar OG-opleiding ging ze als OG’er aan de slag bij Inforsa (onderdeel van Arkin) op de LIZ (gesloten zorg voor volwassenen in een afhankelijkheidsrelatie). LIZ wilde een andere koers: niet alleen het medisch model (‘GGZ-denken’) volgen, maar ook het opvoedkundig model. De aanpak bestond hier net twee jaar en werd ondersteund door zorgverzekeraars.
Moeilijk verstaanbaar gedrag
“De orthopedagoog-generalist heeft zowel in de individuele gezondheidszorg als bij de aansturing van teamprocessen toegevoegde waarde, naast de disciplines van psychologen en psychiaters. De orthopedagoog is beter in staat om vroegkinderlijke emotionele- en gedragsproblemen bij volwassenen te herkennen en tegemoet te treden,” geeft collega-psychiater Valentijn Holländer aan. “Hechtingsstoornissen manifesteren zich ook op de volwassen leeftijd en kunnen pogingen tot richtlijnconforme behandeling (of het nu gaat om medicatie, psychotherapie of gedragstherapie) ernstig belemmeren, met onderbehandeling tot gevolg.
De opvoedkundige benadering als toevoeging aan psychologische en psychiatrische behandeling kan patiënten door hun gestagneerde peuter- en kleuterpuberteit heen helpen, waarna groei optreedt en gebruikelijke behandelmethoden kans van slagen krijgen.” De hybride van opvoedkundige- en geneeskundige zorg in de ggz is voor de zwaarste patiëntencategorie een must, vindt Valentijn. “Orthopedagogen leveren een essentiële bijdrage in de diagnostiek en aanpak van oppositioneel-opstandig gedrag dat al jaren een obstakel in de behandelrelatie vormt.”
Zo was er een man die 24 uur per dag op zijn kamer zat. Hij was heel snel boos en ging dan slaan. Nienke: “We bekeken zijn ontwikkelingsniveau en de functie van zijn gedrag. Bij ‘slecht’ gedrag stuurden we hem niet meer meteen naar zijn kamer, maar gingen vooral de goede dingen van hem bekrachtigen. Heel langzaam haal je dan zo’n man steeds meer uit zijn kamer, en gaat die 24-uurs-opsluiting eraf. We zetten in op hechtingsproblematiek begrijpen en naasten betrekken. Ook stelden we de vraag: ‘hoe deed hij dat nou vroeger als kind?’ Dan blijken er veel parallellen te zijn tussen huidig en vroeger gedrag. Dankzij onze inzet hebben we hem weer in balans kunnen brengen.”
Overstap
Na vijf jaar maakte Nienke de switch van volwassenen-ggz naar de jeugd en stapte ze over naar Arkin Jeugd & Gezin. Nienke: “Opvallend was dat er allemaal vacatures voor GZ-psychologen zijn. Collega’s doen hun werk goed, maar ik ben geen psycholoog maar orthopedagoog! En ik niet alleen, tien van de dertien collega’s hier zijn orthopedagoog van beroep, maar ze zijn allemaal aangenomen op een functie als psycholoog. Want zo zat de systematiek van de organisatie in elkaar.”
Dat was het moment waarop Nienke de NVO benaderde om hulp om het gesprek in de organisatie aan te gaan over de rol van de orthopedagoog als regiebehandelaar. “Dat je iets wél kunt maar niet mag zijn op basis van regels, verwondert mij. In mijn gesprek bij de overstap naar Arkin kreeg ik de vraag: kun jij een DSM-diagnose aanmaken? Ik antwoordde: ik denk het wel. Het bleek al snel echter niet te mogen, want ik heb geen BIG-registratie. Dus gaf ons systeem hier een error.”
Gelijkheid en vertrouwen
Nienke ging naar de manager behandelzaken. Ze zou de namen door een BIG-geregistreerde collega kunnen laten afvinken. “Maar dat is professioneel gezien niet wenselijk en biedt in de basis geen oplossing voor wat ik wilde: gelijkheid en vertrouwen in de kwaliteiten van de OG’er. Met de informatie van de NVO bleef ik het gesprek voeren met deze manager en de directeur. Die zeiden OG’ers kunnen het en mogen het. Laten wij het dan ook oplossen.”
Na tweeënhalve maand werd het met een vinkje in het systeem opgelost: als orthopedagoog-generalist kan Nienke eindelijk als regiebehandelaar optreden. Bovendien kreeg haar collega-OG even later ook groen licht. Het beroep OG was in de organisatie voorheen niet zo goed bekend. Nienke: “Dan helpt het enorm dat je de NVO-folder ‘De OG kan het ook’ hiervoor kan gebruiken en de toelichtende mail waarin naar de juiste wet- en regelgeving wordt verwezen.”
Steeds meer gelijkwaardigheid voor OG’ers
Dat er nu een wetsvoorstel ligt om de OG in de BIG op te nemen helpt natuurlijk ook bij de positionering. Samen met Henny van HR is Nienke bezig geweest met het opstellen van functieprofielen voor basis-orthopedagogen en OG’ers. Gelijkheid in opleidingsbudget is inmiddels ook geregeld en ze gaat met haar directeur overleggen hoe de organisatie OG-opleidingen kan starten. “Dit is heel positief, ik ben nu regiebehandelaar maar mag maar tot 18 jaar behandelen. Bij 18 plus moet ik overdragen of werkbegeleiding krijgen van mijn BIG- geregistreerde collega. Dat is een volgend actiepunt!”
De manager behandelzaken en de directeur zijn overigens ook orthopedagoog. Je komt tegenwoordig steeds meer orthopedagogen tegen. “Ze komen uit de kast! Er zijn best veel professionals die eigenlijk de OG-opleiding hadden willen doen, maar voor GZ hebben gekozen om voor vergoeding in aanmerking te komen. Gelukkig is er nu weer keuzevrijheid om te doen waar ik in geloof,” zegt Nienke.
Alliantie aangaan en compassie tonen
Als regiebehandelaar heeft Nienke de volle aandacht voor kinderen en jongeren. Ze probeert te begrijpen wat er gebeurt met het kind, de interactie met het kind, het systeem. Ze onderzoekt ook hoe het vroeger zat, en hoe de opvoeding van moeder en vader is geweest. Nienke: “Ik probeer het 100% te snappen, dan kan ik mijn cliënten ook helpen. Dus als er een kind met depressie komt, ga ik uitzoeken wat er werkelijk speelt en wat helpt. Ik werk veranderingsgericht in plaats van klachtgericht. En als ouders je verder leren kennen en vertrouwen voelen, heb je de helft al gewonnen. Ik besteed heel veel aandacht aan de alliantie. Ik heb in ons team enthousiasme voor orthopedagogiek aangewakkerd – beroepstrots – mensen beginnen weer na te denken wat ze doen en waarom ze doen wat ze doen.”
Spelletjes
In haar kamer zie je een grote spellenkast en schoolbankjes. Nienke vertelt dat ze het leuk vindt om met kinderen (en hun ouders) een spelletje te spelen. Kinderen praten tijdens spelletjes en de sfeer verandert. Zo wilde een kind met gescheiden ouders dat Nienke een keer zijn vader zou spreken. Ze snapte niet zo goed waarom. “We zaten hier en speelden een familiespel. Vijf minuten voordat we gingen stoppen werd hij heel zenuwachtig, ging wiebelen in zijn stoel en zei: “Papa, ik wil dat je mij niet meer slaat”. Vader begon ook te wiebelen. Toen heb ik veiligheidsafspraken gemaakt. Ik zei tegen vader: ”Ik denk dat jij reden hebt waarom je doet wat je doet, maar het mag gewoon niet.” Vervolgens heb ik het in het moreel beraad ingebracht waarin ik zelf ervaarde wat het bij het kind teweegbracht qua loyaliteit. Daarna heb ik beide ouders bij elkaar gehaald omdat ze amper met elkaar communiceren en heb ik zo het kind weer centraal gezet. Daar heb ik gezegd: “Dit is wat ik denk dat bij het kind gebeurt.” Zo kun je zonder beschuldigingen zeggen dat het moet stoppen. Bij zo’n case heb je heel veel aan je collega’s, het moreel beraad heeft erg geholpen!”