
Danique: “Na twee jaar in deze functie begrijp ik de politieke praktijk beter”
De grootste sprongen in taal, emotionele en motorische ontwikkeling maken kinderen in de peuter- en kleutertijd. Bij de gemeenten Woerden en Oudewater ontwikkelt sociaal pedagoog Danique Bolle beleid om daar zoveel mogelijk kinderen bij te helpen.
“Toen ik hier twee jaar geleden begon, hadden Woerden en Oudewater veel overleggen gepland met de voorscholen. Dit beleidswerk kun je ook doen met een vooropleiding bestuurskunde, politicologie of rechten, maar als sociaal pedagoog spreek ik de inhoudelijke taal van de kinderopvang. Dat was en is een groot voordeel. Het werk dat ik doe gaat over maatschappelijke vraagstukken. Meer over groepen dan over het individu. Het gevoel dat ik een verandering teweeg kan brengen voor een heleboel kinderen spreekt me enorm aan.
Twee werelden
In het sociaal domein van de gemeenten Woerden en Oudewater werk ik voor kinderopvang, aan onderwijsachterstand en aan primair onderwijs. Woerden is een middelgrote gemeente met een grote diversiteit aan bevolkingsgroepen en culturen. Oudewater is juist een kleine, hechte gemeenschap. Die twee verschillende werelden vind ik leuk.
Doelgroep afgebakend
Ik ontwikkel beleid voor het wegwerken van onderwijsachterstanden. Het belangrijkste is een regeling voor het inlopen van taalachterstand bij kleuters. Extra taalaanbod is voor elk kind goed, maar wij kunnen het bieden aan ongeveer 115 kinderen. Ik heb de doelgroep afgebakend met een aantal criteria: bij het kind thuis wordt geen Nederlands gesproken, en er mag geen sprake zijn van een spraakstoornis. De tijd dat het gezin al in Nederland is en het opleidingsniveau van de ouders spelen ook mee.
Meedraaien
Als kinderen rond hun tweede jaar naar het consultatiebureau komen en de arts merkt dat ze slecht Nederlands spreken, kan zij/hij een indicatie voor Voorschoolse Educatie geven. Het kind kan dan alvast twee dagdelen naar een kinderopvang, terwijl de ouders bij de gemeente subsidie aanvragen. Als ze die krijgen, moet er wel wat tegenover staan. Ze moeten zich praktische dingen eigen maken als op tijd brengen en halen, en zelf twee dagdelen per jaar meedraaien op de opvang.
Wennen
Voor immigranten is dat wennen. Het zit meestal niet in hun cultuur om kinderen naar de opvang te brengen, en als ze het wel doen hebben ze het idee dat ze zich er verder niet mee hoeven te bemoeien. Om de ouders daarin goed mee te nemen hebben we flyers gemaakt in verschillende talen. Verder heb ik regelmatig contact met de kinderopvanginstellingen om te vragen hoe het gaat en of ze nog iets nodig hebben.
Soms individuele hulp
In uitzonderlijke gevallen help ik een individueel kind. Vorig jaar hadden we een meisje van drie dat met haar moeder voor gezinshereniging naar Nederland kwam. Na een paar maanden op het kinderdagverblijf stroomde ze door naar de basisschool. Dat was te snel. Ze was enorm onrustig, ze wilde steeds naar huis. Vanuit de gemeente hebben we geregeld dat ze nog een maand of vijf langer op de kinderopvang mocht blijven, waar meer tijd en aandacht voor haar waren. Toen ze vervolgens wél de overstap maakte naar het basisonderwijs ging dat heel goed. Zonder die extra tijd was ze misschien in het speciaal onderwijs beland. Zulke preventie van leerproblemen vind ik mooi.
Overdracht
Ook de kindervolgsystemen van de opvang helpen bij preventie, omdat je problemen vroeg kunt signaleren. De gemeentelijke taak ligt bij de kinderopvang. Scholen zelf hebben een grote autonomie. Maar met een goede overdracht kan de basisschool beter rekening houden met een kind dat iets extra’s nodig heeft. Daarom willen we graag dat kinderopvang en scholen elkaar gemakkelijk weten te vinden. Woerden en Oudewater hebben een paar keer per jaar overleg op bestuursniveau met alle scholen en kinderopvangorganisaties. Zij hebben vaak goede ideeën. Zo hebben we vorig jaar samen met hen een overdrachtsformulier ontworpen dat alle instellingen gebruiken.
Stappenplan bij overtreding
Ik ben ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de kinderopvang. Simpel gezegd komt het erop neer dat ik zorg dat organisaties en gastouders zich aan de wet houden. De GGD inspecteert en maakt rapport op. Als er iets mis is handel ik het af. Afgelopen jaar hebben we het handhavingsbeleid herzien. Dat is best een lijvig document, want voor bijna elke denkbare overtreding hebben we een stappenplan. We richten ons vooral op veiligheid en handhaven daar streng op.
Pietluttig
De meest voorkomende overtreding is het niet op orde hebben van VOG’s (Verklaring Omtrent Gedrag). Vaak schiet dat er bij in, bijvoorbeeld bij een gastdocent die maar één keer in de veertien dagen komt, of bij gastouders. Dan krijgen ze een boete. Bij gastouders controleren we ook de huizen zorgvuldig. Een zo’n huis stond bij een sloot, maar had een hek dat niet dicht kon. Bij een ander gastgezin liepen twee grote honden rond. Zulke zaken moeten eerst in orde gemaakt worden. Soms vinden de gastouders ons pietluttig, maar wij staan soms verbaasd wat ouders blijkbaar goed vinden. Eén keer heb ik een exploitatieverbod opgelegd. De gastouders waren aan het verbouwen en vingen de kinderen buiten op onder een luifel!
Politieke praktijk
Na twee jaar in deze functie begrijp ik de politieke praktijk beter. Als je van de universiteit komt met ideeën die wetenschappelijk onderzocht zijn en werken, is dat voor de wethouder toch niet altijd voldoende argument om ze in te voeren. Soms spelen wel twintig andere omstandigheden mee. Vooral geld is vaak een beperkende factor. Binnen het team Sociaal Beleid werk ik met zo’n dertig collega’s, die ik één keer per maand spreek. De zeven collega’s van Onderwijs zie ik elke week, en met de wethouder Onderwijs heb ik veelvuldig contact. Wij allemaal wisselen veel kennis uit met andere gemeenten. Want waar wij tegenaan lopen, daar lopen ze in Gouda en Bodegraven ook tegen aan.”
Tekst: Wilmie Geurtjens