Jacqueline: “Pas je aan én blijf zoveel mogelijk jezelf”

Ze heeft zelf dyslexie en, zo weet ze sinds kort, ADHD. Misschien begrijpt de Papendrechtse orthopedagoge en onderwijskundige Jacqueline Bosman Besemer daardoor wel beter dan anderen hoe haar cliënten zich voelen. En over dyslexie heeft ze haar eigen mening.

 

”Op de basisschool werd ik door medeleerlingen voor dom uitgemaakt vanwege mijn spellingsproblemen. Ik was bovendien erg onhandig. Liet dingen vallen, botste ergens tegenaan. De leraar vond me te gespannen voor de MULO. Daarom ging ik naar wat toen de Huishoudschool heette. Toch heb ik later met avondonderwijs mijn diploma’s kleuterleidster, bevoegd onderwijzeres basisschool en MBO Engels gehaald. Pas rond mijn dertigste hoorde ik voor het eerst van een bevriend psychiater dat ik dyslectisch was.

 

Gewoon harder werken

 

Als docente Engels in het voortgezet onderwijs zag ik kinderen met dezelfde lees- en spellingsproblemen die ik had gehad. Ik wilde hen helpen, maar collega-docenten zeiden dat die dyslexie wel meeviel. Leerlingen moesten gewoon harder werken. Doordat ik steeds tegen die muur van onwil opliep kreeg ik een burn-out. Toen zei mijn man: ‘Jij weet uit eigen ervaring hoe het zit. Ga studeren, dan kunnen ze niet meer om je heen.’

 

Steun aan jongeren én ouders

 

Binnen vijf jaar rondde ik de studies orthopedagogiek en onderwijskunde af. In 1999 begon ik mijn eigen bureau Doorstart in Papendrecht. Sindsdien heb ik een groot aantal jongeren en een klein aantal volwassenen met dyslexie, ADHD en allerlei vormen van autisme begeleid. Ook voor ouders van deze jongeren is steun enorm belangrijk. Zij hebben het vaak heel zwaar. Cliënten die verder weg wonen behandel ik in hun eigen omgeving, bijvoorbeeld op een werkplek die ik huur in hun school.

 

Eigen ervaring

 

Dat ik ook ADHD heb, werd pas op mijn 73e vastgesteld. Aanleiding was die diagnose bij een van mijn kleinkinderen. Het stelt jongeren gerust als ik vertel dat ik zowel dyslexie als ADHD heb. Dat ik uit eigen ervaring weet hoe moeilijk het kan zijn om mee te doen in de ‘gewone’ maatschappij. Voor mij is spellen nog steeds een probleem, ondanks al mijn studies. Ik ben het dan ook absoluut oneens met hoogleraar Anna Bosman, die beweert dat dyslectici alleen wat meer tijd nodig hebben en dat vooral door beter spellingsonderwijs dyslexie wel zal verdwijnen. Door haar uitspraak denken veel mensen dat dyslexie eigenlijk niet bestaat. Uit onderzoek blijkt echter dat er wel degelijk verschil in hersenwerking is tussen dyslectici en niet-dyslectici. Dyslexie verdwijnt niet, en ik ben het levende bewijs.

 

Goed kijken

 

De jongeren die bij mij binnenkomen zijn vaak volkomen vastgelopen in grote hulpverleningsorganisaties. Ze zijn bijvoorbeeld op hun zesde gediagnostiseerd als ADHD’er, en op hun twaalfde blijken ze eigenlijk autistisch te zijn. Zelf kan ik door goed te kijken dikwijls al zonder tests zien in welke richting ik moet denken. De ADD’er is een dromer. Als die tegenover me zit is hij of zij vaak met de gedachten al vertrokken. De ADHD’er springt van de hak op de tak, maar heeft toch overzicht en vaak hyperfocus. Een autist kijkt me niet aan, beweegt houterig, kan van details geen geheel maken. De ouders zeggen: ‘Alles moet altijd precies zoals ons kind het wil.’ Behalve goed kijken doe ik altijd een gedegen psycho-diagnostisch onderzoek, waarbij ik zo veel mogelijk ook de geschiedenis van het kind, het gezin, de school en de omgeving betrek.

 

Wachtlijsten

 

In de jeugdhulpverlening zie ik dat grote instituten alles naar zich toe trekken. Na de externe wachtlijst en de eerste test komt de cliënt op een interne wachtlijst, en vervolgens kan het nog maanden duren voor de volgende stap gezet wordt. Na een jaar zijn ze officieel uitbehandeld, maar met autisme en ADHD ben je niet binnen een jaar klaar!

 

Gevoelige hersenfase

 

De hersenen van kinderen en jongeren ontwikkelen zich meestal gelijkmatig, met bepaalde ‘gevoelige periodes’ om sociale vaardigheden aan te leren rond ongeveer dezelfde leeftijd. De hersenen van kinderen en jongeren met een autismespectrum-stoornis ontwikkelen zich niet zo gelijkmatig. Daardoor lopen ze over het algemeen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling achter op leeftijdgenoten. Jammer genoeg kun je niet aan de buitenkant zien wanneer een bepaald deel van de hersenen in de ‘gevoelige periode’ is. Veel vaardigheden moet je daarom bij herhaling aan blijven bieden, tot je merkt dat het bij ze overkomt. Dan lukt het ook om te automatiseren. Als je dat niet doet en je mist daardoor de gevoelige periode, wordt het veel moeilijker om zo’n vaardigheid alsnog aan te leren. Ik begeleid hen daarom jarenlang.

 

Meedoen

 

Psycho-educatie is belangrijk voor deze kinderen. Want als je niet snapt wat je hebt, loop je tegen een muur op. Autisten willen alles op hun eigen manier doen. Ik zeg dan tegen hen: ‘Je hebt gelijk, dat is jouw manier. Maar als je mee wilt doen in de maatschappij moet je je toch leren aanpassen, anders lig je eruit.’ Als voorbeeld geef ik in het verkeer links rijden in plaats van rechts. Wat gebeurt er dan? Een ongeluk waarschijnlijk. Dat snappen ze heel goed. Maar er was ook eens een veertienjarig meisje dat geen begeleiding meer wilde. Ze kon het zelf wel. Nu is ze 23, dakloos en ze heeft schulden. Haar probeer ik nu alsnog te helpen en in beschermd wonen te krijgen.

 

Kick

 

Er is ook een man van nu dertig, die vanaf zijn veertiende elke week bij me kwam. Ik heb hem geholpen kleine stukjes informatie tegelijk te verwerken. Er van alles bijgehaald waarin hij geïnteresseerd was. Hem maatschappelijke regels bijgebracht. Op zijn negentiende nam de mentor van zijn opleiding HBO Juridisch het van me over. Later is die jongen rechten gaan studeren. Hij is nu advocaat, getrouwd, heeft een baby. Het geeft me zo’n geweldige kick als ik een jongere, die ooit grote problemen had, zelfstandig de maatschappij in zie gaan!

 

Bijzonder

 

Ik geef het alle jongeren die bij me komen mee: ‘Pas je aan zodra je met de maatschappij te maken krijgt, én blijf zoveel mogelijk jezelf. Gebruik dat wat je bijzonder maakt. Zoek een beroep waarin dat van pas komt. Zoals het meisje dat bouwkunde heeft gedaan. Zij kan zich dingen heel goed voorstellen. Ze zag bijvoorbeeld al op de bouwtekening van een hotel, dat de lift te klein was voor de hotelbedden die erin naar boven vervoerd moesten worden. Ook kan ze geweldig bouwkundige producten verkopen, doordat ze haar emoties uitschakelt en puur met feiten werkt. Klanten waarderen dat.

 

Antisociale gedragsstoornissen

 

Mijn grens ligt bij jongeren met trekken van Conduct Disorder en andere zwaardere antisociale gedragsstoornissen. Het is belangrijk dat ze opgenomen worden vóór ze in de crisisopvang terecht komen. Mijn ervaring is dat die geen behandeling biedt en veelal ook niet doorverwijst naar een behandelplaats. Als zulke jongeren achttien jaar worden, moeten ze zonder dat ze behandeld zijn voor hun stoornis zich ineens zelfstandig redden in de maatschappij.

 

Intervisie en supervisie

 

Ik heb wel eens een knagend gevoel als ik iemand niet kan helpen. Daar praat ik over in een intervisiegroep en tijdens de intervisie met enkele supervisoren. Dan kom ik zelf aan bod. Supervisie gééf ik aan mensen die in opleiding zijn tot orthopedagoog-generalist, en voor onder andere de diagnostiekaantekening en herregistratie voor SKJ. We praten over zaken waar ze tegenaan lopen in hun werk, met de werkgever en dergelijke. Door erover te praten komen ze tot een oplossing. Ze leren vergelijken, meer relativeren, hun eigen handelen evalueren en erop reflecteren. Ik zie ze groeien in hun professionaliteit.

 

Bloei

 

Of het nu om cliënten gaat of collega’s, ik geniet ervan om mensen tot bloei te brengen. Hen te helpen het maximale uit zichzelf te halen. Als je ziet hoe mensen zich ontwikkelen, dat is prachtig!”

 

tekst: Wilmie Geurtjens

About the Author /

j.smeets@nvo.nl

Alle artikelen