
Natascha: “Wat mij betreft gaan de scholen niet meer dicht”
Als orthopedagoog-generalist op een grote MBO-school ondervindt Natascha Rombout–van Wamelen aan den lijve wat de coronacrisis voor impact heeft gehad op de studenten. De scholen moeten wat haar betreft koste van het kost openblijven, maar ze hoopt wel dat het out of the box-denken van de coronacrisis kan worden vastgehouden.
Hoe ben jij in het onderwijs terechtgekomen?
“Na mijn middelbare school twijfelde ik of ik pabo of pedagogische wetenschappen wilde doen, dus de affiniteit met het onderwijs was er al. Uiteindelijk is het pedagogische wetenschappen geworden. Toen ik na mijn studie ging solliciteren, stuitte ik per toeval op een vacature voor orthopedagoog bij Zadkine in Rotterdam, een MBO-school. Het was een deeltijdfunctie, dus daarnaast kon ik nog in andere sectoren blijven werken. Uiteindelijk ben ik tot de conclusie gekomen dat mijn hart bij het onderwijs ligt en ben ik fulltime bij Zadkine gaan werken.”
Wat is er zo speciaal aan het onderwijs voor jou?
“Het is ontzettend dynamisch en ik heb de vrijheid om te doen waarvan ik denk dat het goed is voor de studenten. De groep studenten op het MBO is bovendien heel gevarieerd, qua niveau, leeftijd en achtergrond. Ik werk nu zestien jaar bij Zadkine en ik zeg altijd dat het zestien verschillende banen zijn geweest – op een positieve manier, want ieder jaar is anders.”
De laatste twee jaar zullen ongetwijfeld in het teken hebben gestaan van de coronacrisis.
“De impact op de studenten was gigantisch, ze zijn echt ontregeld geraakt. Ik vrees dat we nu nog maar beperkt zicht hebben op de gevolgen voor de studenten, met name op lange termijn. Nu studenten weer terug op school zijn, merken we dat de sfeer is veranderd. Studenten hebben korte lontjes, waardoor er veel irritaties en opstootjes ontstaan. Het verzuim is hoog, sommige studenten hebben moeite om na al dat thuiszitten weer naar school te komen. Maar we zien ook een toename in suïcidaal gedrag. Echt serieuze problemen dus.”
Wat konden jij en de andere gedragswetenschappers bij Zadkine doen om de impact zo beperkt mogelijk te houden?
“Zoveel mogelijk de verbinding zoeken. Contact leggen en houden. Vragen hoe het met ze gaat, wat ze nodig hebben. Soms deden we dat via het beeldscherm, maar als het even kon, nodigden we studenten uit op school. We organiseerden ook online trainingen en andere activiteiten, puur om met zoveel mogelijk studenten in contact te blijven. Dat lukte voor een deel, maar het blijft behelpen als er geen fysiek onderwijs wordt gegeven.”
Als een student problemen heeft, hoe komt hij of zij dan bij jullie op de radar?
“We hebben een ondersteuningsstructuur die bestaat uit verschillende professionals. Zij vormen het ondersteuningsteam. Voorheen hadden we intern begeleiders, loopbaanadviseurs en schoolmaatschappelijk werkers, maar die drie rollen zijn samengegaan in de functie van de studentondersteuner. Op die manier heeft de student niet meer met allerlei loketten te maken. Het idee is dat ze voor 95 procent van hun vragen bij de studentondersteuner, en natuurlijk hun eigen studieloopbaanbegeleider of mentor, terechtkunnen. De studentondersteuner is bekend bij de student en daarmee laagdrempelig te benaderen voor alle vragen die de student heeft. Als de problematiek complexer is, word ik erbij betrokken, maar steeds vader in een meer adviserende rol. Zo word ik bijvoorbeeld altijd betrokken als er een vermoeden is van suïcidaal gedrag.”
Kunnen jullie de pijn voor studenten verlichten dankzij de NPO-gelden van het kabinet?
“Ja, ik ben projectleider van de Klas als Werkplaats, een project dat we bij Zadkine hebben ingezet binnen de sectie Gezondheid, Welzijn en Sport en Optiek. Dat wordt in ieder geval dit schooljaar gefinancierd van de NPO-gelden. Klas als Werkplaats is een specifieke vorm van generalistisch werken, waarbij een klassenbegeleider samen met de mentor een tandem vormt. De begeleider is veel in de klas aanwezig en maakt contact met alle studenten. Hij is meer betrokken bij vragen, maar deelt ook mee in het succes van de studenten. Op die manier is ondersteuning vervlochten met het onderwijs. De begeleider is er echt voor zaken die het onderwijs overstijgen, zoals gezondheidsproblemen, verzuim en schuldenproblematiek. Het is een intensieve vorm van ondersteuning, maar het werpt echt z’n vruchten af. De klassenbegeleider en de mentor kennen de studenten goed en trekken samen op in de ondersteuning die een student nodig heeft om zijn of haar diploma te kunnen behalen.”
Heb je al zicht op het effect van deze interventie?
“We weten dat de Klas als Werkplaats werkt, want we zetten het al langer in op de laagste niveaus. Het leidt tot minder doorverwijzingen omdat je er vroeger bij bent en eerder zicht hebt op problemen. De begeleider is heel dichtbij, zo simpel is het. En er is ook interactie met de docenten. Toevallig vertelde een begeleider mij laatst dat het opvalt hoe klassen zich verschillend gedragen bij de verschillende docenten. Door docenten feedback te geven, kunnen zij hun werk ook weer verbeteren, er ontstaat een mooi samenspel.”
Even terug naar de tijd dat de scholen dicht waren door corona, heeft die periode ook nieuwe inzichten opgeleverd?
“We werden gedwongen om out of the box te denken, te zoeken hoe we dingen toch voor elkaar konden krijgen. Voorbeeld: studenten konden niet op stage in de toeristische sector. Door alternatieve opdrachten te maken, konden deze studenten toch aan de competenties voldoen. Of neem studenten met autisme, die vonden het juist fijn om thuis te zijn, ze floreerden erbij. Dat heeft ons wel tot het besef gebracht dat we meer maatwerk moeten leveren. We zaten voor corona te veel vast in het idee dat dingen nu eenmaal zo horen. Dus ik hoop dat we die flexibiliteit kunnen vasthouden nu de scholen weer open zijn. Dat vraagt wel een inspanning van ons allemaal.”
Stel dat er een nieuwe variant van het coronavirus komt. Hoe kijk jij dan aan tegen een nieuwe schoolsluiting?
“Niet doen. We moeten er echt alles aan doen om dat te voorkomen. Het is allereerst slecht voor de studenten, maar ook voor de docenten en andere medewerkers was het enorm ingrijpend, die moeten nu ook weer omschakelen naar fysiek onderwijs. Ook docenten zie je worstelen. Dus nee, wat mij betreft gaan de scholen niet meer dicht.”
Hoe zorg je dat iedereen weer lekker in z’n vel komt te zitten nu de scholen weer open zijn?
“Door te verbinden. Goed te kijken hoe het met de studenten gaat en hoe het met ons gaat. In principe kijken we altijd naar autonomie, competentie en verbondenheid, dat zijn de drie voorwaarden van motivatie en groei. Op dit moment ligt de nadruk op de verbondenheid, zonder de andere twee uit het oog te verliezen. Dat betekent bijvoorbeeld dat we leuke activiteiten voor klassen organiseren, een uitje of een lunch. En dan gaat het even niet over toetsen en cijfers, maar over hoe het met je gaat. We werken binnen Zadkine progressiegericht. Studenten hebben vaak te horen gekregen wat ze niet kunnen. Wij benaderen studenten vanuit de mindset dat iedereen kan groeien. We leggen de nadruk op wat al goed gaat en hoe we van daaruit steeds een stapje vooruit kunnen doen.”
Wat kan de NVO betekenen voor orthopedagogen die werkzaam zijn in het MBO?
“Het is goed dat het MBO via interviews als deze aandacht krijgt, want het MBO valt vaak tussen wal en schip, namelijk het voortgezet en het hoger onderwijs. Terwijl we te maken hebben met een gigantisch grote en gevarieerde doelgroep. Ik denk niet dat er heel veel gedragswetenschappers binnen het MBO werken, dus het is goed dat de NVO er aandacht voor vraagt. Je ziet namelijk dat de rol van pedagogen ook bij dit type onderwijs steeds groter en belangrijker wordt.”
Tekst: Raymond Krul