Mieke: “Ik zag die arts denken: wie is dat mens nou?”

Orthopedagoog-generalist Mieke van der Horn werkt in een sector die je misschien niet direct associeert met de orthopedagogiek: de ouderenzorg. Dat is ten onrechte, vindt Mieke, want juist in de ouderenzorg kan een orthopedagoog veel toegevoegde waarde hebben.

 

Hoe ben je in dit vak terechtgekomen?

 

“Ik ben opgeleid tot ontwikkelingspsycholoog. Toen ik mijn loopbaan begon in het speciaal onderwijs, ontdekte ik vrij snel dat niet alles wat ik deed resultaat had in de klas. De orthopedagoog die daar werkte keek veel meer naar de context van het kind en bereikte daardoor meer. Die orthopedagogische blik sprak mij enorm aan. Dus toen ik voor de keuze stond om een post-master te gaan doen, heb ik besloten om de opleiding tot orthopedagoog-generalist te gaan volgen. En daar heb ik tot op de dag van vandaag geen spijt van.”

 

Je bent tijdens je opleiding tot orthopedagoog-generalist overgestapt naar de gehandicaptenzorg.

 

“In die sector ligt toch wel mijn hart. Dat heeft ook een persoonlijke reden: ik heb zelf een verstandelijk beperkt zusje. Maar daarnaast heb ik ook in de jeugdzorg gewerkt, dus eigenlijk heb ik de meeste sectoren wel gehad. Sinds acht jaar heb ik mijn eigen praktijk, vanuit die rol als ZZP’er kom je op veel verschillende plekken te werken.”

 

Drieënhalf jaar geleden kwam de ouderenzorg op je pad. Stond je daar meteen voor open?

 

“Vanuit mijn netwerk kende ik een manager die bij een zorginstelling voor ouderen werkte. Zij belde me op en zei: je moet hier naartoe komen. Ik was eerst best sceptisch, ik zag niet zo voor me wat een orthopedagoog in die sector zou moeten doen. Daarom sprak ik af om het drie maanden te doen. Inmiddels ben ik ruim drie jaar aan de slag in de ouderenzorg, bij verschillende zorgorganisaties. Eigenlijk was ik na twee dagen al om.”

 

Waarom?

 

“Vooral vanwege het contact met de cliënten. Ik vind het geweldig om de levensverhalen van ouderen te horen en daar leer ik ook veel van. Iemand met dementie kan erg in het verleden leven, het is soms mooi om mee te gaan in die beleving. Dan praat ik met iemand die zijn leven lang timmerman was geweest en zijn we opeens samen op een klus.”

 

Veel meer mensen zullen de orthopedagogiek niet direct associëren met de ouderenzorg.

 

“Klopt en dat begrijp ik goed, want ik had dat zelf ook. Maar inmiddels zie ik wat een ongelooflijke meerwaarde wij kunnen hebben. Dan doel ik met name op de contextgerichte, mediatieve aanpak van orthopedagogen, met andere woorden: je werkt samen met zorgmedewerkers, familieleden, mantelzorgers en andere mensen in het systeem van een oudere. Ik was vanuit de gehandicaptenzorg gewend om veel bij de bewoners te zijn en dicht op de zorgteams te zitten, maar in de ouderenzorg werd helemaal niet op die manier gewerkt.”

 

Hoe dan wel?

 

“Het medisch model was – en is vaak nog steeds – leidend. De arts maakt visites, er is een medisch secretariaat, men spreekt over een opname in plaats van dat iemand in de instelling komt wonen en zo kan ik nog talloze voorbeelden noemen. De arts neemt in de meeste organisaties een centrale rol in. Er werken ook wel psychologen, maar die zijn afhankelijk van verwijzingen van de arts. En die verwijzingen zijn vooral probleem-georiënteerd.”

 

Was het voor jou lastig om die cultuur te beïnvloeden?

 

“Achteraf hoorde ik van collega-psychologen dat men zei: wat doet die orthopedagoog hier? Maar gelukkig is het goed gekomen. Het was ook wennen voor de zorgteams. Ik ging dan naar de afdeling en dan vroeg de zorgmedewerker: naar wie kom je kijken? En dan zei ik: naar jou. Nou, daar keken ze wel even van op, haha. Maar dan legde ik uit: als de zorgmedewerkers goed in hun vel zitten, dan heeft dat ook een positieve uitwerking op de cliënten. Uiteindelijk hebben de zorgteams die systemische benadering heel positief ontvangen.”

 

Kun je nog andere voorbeelden noemen van de toegevoegde waarde van jouw benadering?

 

“Ik probeer de bewoners, van wie er veel te kampen hebben met dementie, te leren kennen, wil weten wat voor leven ze leidden voordat ze in de zorginstelling kwamen wonen. Dat levert waardevolle informatie op. Als zorgmedewerkers bewoner Piet een lastige slaper noemen omdat hij iedere ochtend om vijf uur wakker is, dan zeg ik: Piet is zijn leven lang boer geweest en voor Piet is vijf uur wakker worden uitslapen. Daarnaast ga ik ook in gesprek met familieleden en mantelzorgers, over hoe zij de bewoners het beste kunnen benaderen. Aan iemand met dementie moet je bijvoorbeeld niet te veel vragen stellen die een beroep doen op het geheugen, dat zorgt voor veel onrust. Dus daar praat ik dan over met de familie. Je vormt met elkaar een team dat om de cliënt heen gaat staan.”

 

Je houdt je zelfs bezig met de inrichting van de ruimtes in de instelling.

 

“Ja, soms wel. Want naast de sociale omgeving speelt ook de fysieke omgeving een belangrijke rol. Op een gegeven moment kwamen er nieuwe meubels op een van de locaties waar ik werkte. In de gehandicaptenzorg was ik gewend dat wij ons daar als orthopedagogen mee bemoeiden, maar hier was dat niet geval. Er zouden designmeubelen komen waar de bewoners helemaal geen herkenning mee hadden. Of ze wilden zo’n oude Singer-naaimachine weghalen, terwijl dat voor bewoners juist een nostalgisch gevoel oproept. Dat was wel een moment dat ik dacht: nu moet ik even uitleggen wat ons vak inhoudt.”

 

Op jouw website schrijf je over jezelf: ‘Kleurt soms buiten de lijntjes, maar met een beetje vrijheid leidt dat tot mooie nieuwe figuren.’

 

“Ik ben vernieuwend, dat zit gewoon in mijn karakter. Ik breng dat altijd vrij snel ter sprake bij opdrachtgevers, want je moet het wel kunnen waarderen. Ik kwam bij een zorgorganisatie die nog vrij reactief werkte en erg gericht was op probleemgedrag, een benadering die eigenlijk niet meer van deze tijd is. We zijn nu veel meer bezig met preventie en hebben oog voor de behoeften van cliënten. Dus om dat te veranderen ging ik iedere week bij de artsenvisite zitten, onaangekondigd. Ik zag die arts denken: wie is dat mens nou? Maar na een paar weken waren ze eraan gewend, werd mijn inbreng gewaardeerd en hebben we de visites omgedoopt tot een gedragsmedische visite.”

 

Denk je dat het een landelijke trend is dat steeds meer orthopedagogen in de ouderenzorg actief zijn?

 

“Ja, absoluut. Ik zit ook in een LinkedIn-groep met andere orthopedagogen die in de ouderenzorg werken. Je ziet ook dat er steeds meer gesproken wordt over regiebehandelaarschap in de ouderenzorg, zowel voor psychologen als orthopedagogen. Dat is in de gehandicaptenzorg al een tijdje gebruikelijk, maar die benadering komt nu ook van de grond in de ouderenzorg. Dat betekent dat er voor pedagogen en orthopedagogen de komende jaren veel uitdagingen zijn in deze sector.”

 

Je bent ook hoofddocent van de module ouderenzorg van de opleiding tot orthopedagoog-generalist bij opleidingsinstituut PPO in Groningen.

“Klopt, gezien de groei van het aantal orthopedagogen in de ouderenzorg is het belangrijk dat er in de opleidingen snel meer aandacht voor komt. Ik heb het blok samengesteld en ik geef één dag les. Ik weet dat de universiteit er ook mee bezig is voor de masteropleiding, dat is een goede zaak.”

 

Kan de NVO nog een rol spelen bij het onder de aandacht brengen van de mogelijkheden die orthopedagogen hebben in de ouderenzorg?

 

“Zeker! Logischerwijs heeft de NVO nog niet zoveel aandacht gehad voor deze sector, maar dat zou gezien de huidige ontwikkelingen wel moeten veranderen. Om te beginnen is de terminologie van de beroepscompetentieprofielen nog erg gericht op kinderen, jongeren en opvoeding. De NVO zou meer moeten uitdragen dat het vak van orthopedagogen breder is, dat gevoel had ik eigenlijk ook al een beetje toen ik nog in de gehandicaptenzorg werkte met volwassen cliënten. Daarnaast zijn er cursussen die specifiek gericht zijn op de ouderenzorg, maar niet geaccrediteerd zijn voor onze herregistratie, ook daar zou de NVO coulant mee kunnen omgaan. Kortom, genoeg te doen voor onze beroepsvereniging.”

 

Tekst: Raymond Krul

About the Author /

j.smeets@nvo.nl

Alle artikelen