
Laaggeletterdheid aanpakken begint bij ouders
Zo’n 2,5 miljoen mensen in Nederland tussen de 16 en 65 jaar oud zijn laaggeletterd. En volgens adviseur Preventie Saskia ten Houten en regiomanager Gerlinde Podt van Stichting Lezen en Schrijven, is de verwachting dat dit aantal blijft stijgen. Gerlinde: “Onze maatschappij wordt voortdurend complexer. Hierdoor wordt het steeds moeilijker voor laaggeletterden om mee te doen.” Tijdens de Week van lezen en schrijven (8 t/m 14 september) wordt extra aandacht besteed aan de rol van de ouder binnen taalontwikkeling. We vroegen Prof. Xavier Moonen, tevens orthopedagoog-generalist en initiatiefnemer van Taal voor allemaal, om zijn reactie.
Zo’n 2,5 miljoen mensen hebben moeite met lezen, schrijven, rekenen en omgaan met een computer. Maar het ligt genuanceerder dan dat. Vaak worden bijvoorbeeld dyslexie en laaggeletterdheid genoemd als één-en-hetzelfde, maar niks is minder waar. Gerlinde: “Zo kan dyslexie wel een oorzaak zijn van laaggeletterdheid, maar is laaggeletterdheid nooit de oorzaak van dyslexie.”
Het is hiernaast van belang om onderscheid te maken tussen laaggeletterden en analfabeten, voegt orthopedagoog Prof. Xavier Moonen toe, die met zijn aanpak Taal voor allemaal (www.taalvoorallemaal.com) onderzoek doet naar publieksvriendelijke burgercommunicatie. “Veel mensen die we laaggeletterd noemen, kunnen wel letters en woorden herkennen en (soms) zelfs (langzaam) zinnen lezen. Maar het ontbreekt hen aan complexere begripsvaardigheden.” Dit betekent dat ze relatief weinig woorden kennen/gebruiken en moeite hebben met het onderscheiden van de gedachten, gevoelens en motivatie van anderen.
“Ze zijn niet instaat om redeneringen op te zetten of te volgen als over meerdere aspecten tegelijkertijd gesproken worden. Ook is het voor hen moeilijk om een verbinding te leggen tussen hetgeen wat ze lezen en eerder vergaarde kennis,” voegt Moonen toe. Laaggeletterdheid betreft dus vaardigheden die je in alle facetten van je dagelijkse leven nodig hebt. Gerlinde: “Als we het hebben over laaggeletterdheid, dan hebben we het eigenlijk over basisvaardigheden en inclusie.”
Voorkomen is beter dan genezen
Stichting Lezen en Schrijven zet zich onder andere in op de preventie van laaggeletterdheid en dit begint volgens hen bij bewustwording onder zorgprofessionals. Gerlinde: “Nog te vaak wordt laaggeletterdheid doorgegeven van ouder op kind. De gevolgen daarvan zijn immens. En de aanname dat kinderen vanzelf de taal leren, dat is niet zo.”
De stichting benadrukt het belang van een integrale aanpak, omdat ouders ontzettend belangrijk zijn in de taalontwikkeling van hun kind. Maar veel ouders zijn zich niet altijd bewust van hun rol bij de taalontwikkeling van hun kind. Daar is nog te weinig aandacht voor. Daarom is vroegsignalering door orthopedagogen zo belangrijk. Saskia: “Als kinderen met voldoende basisvaardigheden aan de basisschool beginnen, dán hebben ze pas gelijke kansen in het onderwijs.“
Makkelijker gezegd dan gedaan
Echter ligt er een uitdaging in het vaststellen van laaggeletterdheid. Moonen: “Cliënten spreken er niet graag over, of zijn zich er helemaal niet van bewust. Belangrijk is ook bewustzijn bij de professional. Zo moet je nooit de aanname doen dat iemand je begrepen heeft. Al lijkt dit wel het geval te zijn. Dit kun je voorkomen door te vragen wat ze tot nu toe belangrijk gevonden hebben in het gesprek. Een valkuil waar je hierbij wel op moet letten is dat het niet als een examen ervaren wordt, want dan haken veel mensen af. In zijn algemeenheid is het belangrijk om essentiële informatie te doseren en te herhalen. En het liefst over meerdere sessies heen.”
Barrières in de praktijk
“Helaas worden ondanks het beschikbare aanbod veel volwassenen die laaggeletterd zijn niet, of onvoldoende bereikt,” zegt Moonen. “Onder andere schaamte, tijdsgebrek, andere (grote) zorgen die prioriteit hebben, gebrek aan het voelen van urgentie en het niet aansluiten van een programma op de werkelijke behoeften van iemand, zijn redenen om geen hulp te zoeken.”
Schaamte is een grote gemene deler onder laaggeletterden. Dit zien Gerlinde en Saskia ook terug in de praktijk, zeker onder Nederlanders waarvan Nederlands hun moedertaal is. Gerlinde legt uit waar deze schaamte vandaan komt: “Het komt voort uit de verwachtingen die impliciet gewekt worden. Over wat je als ouder zou moeten kunnen of doen rondom de ontwikkeling van je kind.”
Vaak zijn er voor ouders met schoolgaande kinderen verschillende media waar ze mee te maken hebben. Zoals een WhatsApp-groep, schoolapp, een nieuwsbrief en oudergesprekken die via een app moet worden ingepland. Dit klinkt voor de meeste mensen misschien heel logisch, maar het zijn best veel vaardigheden die je daarvoor nodig hebt. Als je laaggeletterd bent, kan dit heel confronterend zijn. Terwijl ouders voorheen wellicht in een situatie zaten waar ze het prima konden redden, of voldoende sociaal netwerk hadden die het deels voor ze konden opvangen.
“Dit zien wij ook in ons onderzoek terug,” voegt Moonen toe. “We hebben bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar schriftelijke communicatie van scholen met ouders. Voor veel ouders zijn brieven en e-mails véél te ingewikkeld en dat leidt tot verkeerde interpretatie van boodschappen door ouders met alle nadelige gevolgen voor de kinderen van dien.”
Daarom is het belangrijk dat je ouders laat inzien dat ze wel degelijk een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van hun kind, met de vaardigheden die ze wél hebben. In een ideale situatie zou het mooi zijn als je de ouder verleidt om die taalcursus te volgen. Gerlinde: “Maar goed, daar heb je soms wat meer voor nodig. Dat is best lastig. Maar ik denk dat je daarin als orthopedagoog zeker een verschil kunt maken.”
Aanpakken van schaamte door uniforme communicatie
We moeten als professionals stil staan bij hoe je deze ouder bereikt. Het lokale netwerk is hierin heel belangrijk en dat bijvoorbeeld binnen het onderwijs, op een inclusieve manier met ouders wordt gecommuniceerd. Gerlinde: “Homogeniteit is heel belangrijk, vooral als je ouders in groepsverband benadert. Vaak worden binnen het onderwijs alle ouders over één kam gescheerd, waardoor ouders die laaggeletterd zijn buitengesloten worden.”
Taal voor allemaal zet zich hier ook voor in. Moonen: “We hebben veel brieven ‘hertaald’ en gekeken of ouders de boodschappen beter begrepen en óf de brief in die vereenvoudigde vorm, acceptabel was voor alle ouders, ongeacht hun taalvaardigheidsniveau. En dat bleek het geval. Soms kun je ook aan laaggeletterdheid werken zonder dat dit nadrukkelijk zo benoemd wordt. Bijvoorbeeld in cursussen rondom omgang met opvoedproblemen, schuldhulpverlening etc. Dan is dubbele homogeniteit belangrijk.”
Meten is weten
Stichting Lezen en Schrijven meet niet op individueel niveau of het taalniveau onder laaggeletterden verbeterd is. Het doel van de stichting is dat mensen zelfredzaam zijn in de maatschappij en niet dat ze een bepaald taalniveau bezitten. Gerlinde: “Wat je veel ziet is dat mensen die de stap gemaakt hebben om zelf te gaan leren, aangeven dat er een hele wereld voor ze open is gegaan. Dat ze zeggen, ik durf nu dingen en dat is gewoon heel mooi om te zien. In ons kennisblad laaggeletterdheid staan verschillende feiten en cijfers over wat we weten.”
tekst: Amber Bruijnzeel