
Lotty: “Ook kinderen met een ernstige verstandelijke beperking hebben recht op ontwikkeling!”
Orthopedagoog-generalist Lotty van der Zande werkt in Venlo bij Onderwijsgroep Buitengewoon, een koepel van zeven scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en praktijkonderwijs.
Hoe ben je in dit vak terechtgekomen?
“Ik heb het onderwijs altijd leuk gevonden, daarom ben ik na de middelbare school met de pabo begonnen. Tijdens die studie merkte ik dat er weinig tijd was om de situatie van kinderen waarmee iets aan de hand was, goed uit te pluizen. Daardoor had ik vaak het idee dat ik iets aan het doen was zonder dat ik wist of wat ik deed echt zou werken bij een kind. Ik miste de diepgang en de wetenschappelijke basis. Dus toen ben ik overgestapt naar orthopedagogiek en daar heb ik geen seconde spijt van gehad.”
Wat vind je mooi aan je werk?
“Ik werk nu op Ulingshof, een regionaal kindcentrum voor kinderen van 4 tot en met 18 jaar die vaak zowel lichamelijke als cognitieve beperkingen hebben. Onderwijs wordt er gecombineerd met revalidatie en zorg. Vooral de combinatie van allemaal verschillende problematieken is interessant. Er zitten kinderen bij ons van heel veel verschillende niveaus, met een IQ variërend van 20 tot 120. Door die veelzijdigheid leer je als orthopedagoog iedere dag. Daarnaast vind ik het mooi om in multidisciplinaire teams te werken, met artsen, onderwijzers, fysiotherapeuten en andere professionals. Het is tof om te zien dat je samen de ontwikkeling van een kind kunt stimuleren.”
Dat je echt ziet dat de situatie van een kind verbetert.
“Ja, en dat zie je met name bij kinderen die langdurig bij ons op school zitten. We hebben zelfs een peutergroep, dus sommige kinderen komen op hun tweede al binnen. En je kunt tot je achttiende blijven. Dan heb je bijvoorbeeld een kleuter die in een rolstoel binnenkomt en een paar jaar later zelfstandig kan lopen. Dat is mooi om te zien. Je kunt de ontwikkeling van kinderen voor langere tijd volgen en bij sommige kinderen ben je als orthopedagoog intensief betrokken. Dat is het voordeel ten opzichte van een praktijk of instelling waar je een kind maar even ziet en het vervolgens weer uit het zicht verdwijnt.”
Dan moet het voor jou soms ook moeilijk zijn om afscheid van die kinderen te nemen.
“Ja natuurlijk, dat is soms pittig. Voor de ouders ook trouwens. Die hebben eerst veel zorgen gehad over wat er toch met hun kind aan de hand was, want dat weet je vaak niet als een kind nog heel jong is. Vervolgens komt hun kind bij ons, vaak al in de peuterleeftijd. Dat je kind naar het speciaal onderwijs gaat, is vaak ook een moeilijke stap voor ouders. Maar uiteindelijk zien ze hoe goed het is voor hun kind en dan moeten ze na veel jaren van vertrouwde samenwerking weer afscheid nemen. Maar wat die stap voor zowel ouders als mijzelf makkelijker maakt, is dat we vaak zien dat het kind toe is aan een volgende fase. En dan is het goed.”
Welke momenten geven jou nu de grootste voldoening?
“Samen met ouders en de andere professionals probeer je te bedenken wat het beste werkt voor een kind. Als je dan gaandeweg het proces merkt dat de dingen die je doet hun vruchten beginnen af te werpen, dan geeft dat veel voldoening. Je ziet als het ware dat het kind in de ontwikkelstand schiet en dat is mooi.”
Kun je daar een voorbeeld van geven?
“Ik begeleid een meisje dat twee jaar geleden hier op school is gekomen. Ze heeft ontzettend veel problemen, vooral op het gebied van gedrag. Dus we zijn al een tijd met vallen en opstaan aan de slag om haar ontwikkeling in goede banen te leiden. Vaak ging het goed, dan weer opeens minder goed. En we konden niet echt de vinger leggen op de oorzaken van haar gedrag. Totdat we een tijdje geleden zijn gaan inzetten op het verbeteren van haar omgeving: klassen zo aanpassen dat er minder prikkels zijn, zorgen voor meer rust, een betere balans tussen inspanning en ontspanning. En nu zien we een flinke verbetering; ze gaat met plezier naar school, voelt zich daar prettiger en ook de ouders geven aan dat het thuis beter gaat. We zijn er nog lang niet, maar de inspanningen van de tien, twaalf mensen die met haar werken leveren wel resultaat op.”
Zijn jullie door het coronavirus erg belemmerd in je werk?
“Gelukkig is dat enorm meegevallen. Het was vooral moeilijk in de periode dat we echt dicht moesten. We hadden natuurlijk wel een noodopvang en we merkten dat die steeds drukker werd naarmate de lockdown langer duurde. Ouders redden het thuis gewoon niet meer. Maar nu zijn we gewoon open en gaat het goed. Sterker nog, corona heeft ook goede dingen gebracht.”
Zoals?
“Heel praktisch voorbeeld: op een gegeven moment hebben we afgesproken dat de kinderen voortaan door de buitendeur van hun klas naar binnen gingen in plaats van via de centrale hal. Logisch, want dan kun je veel beter afstand houden. Maar omdat er veel minder prikkels zijn, had het een enorm positief effect op de kinderen. Ook de pauzes hebben we beter verdeeld zodat er meer rust is. Het zou me niet verbazen als dat na corona gewoon zo blijft.”
Wat voor trends zie jij in je vakgebied?
“Waar wij in onze stichting echt mee bezig zijn, is kijken of we het aanbod kunnen verbeteren voor kinderen met een ernstige verstandelijke beperking, dus met een IQ van 35 of minder. Zij hebben ook recht op onderwijs, dus dat willen we ze ook geven. Dat vergt wel een andere manier van kijken en werken, want bij deze kinderen zijn de stapjes die je zet nog veel kleiner. Er zijn steeds meer projecten waarbij onderwijs en zorg samenwerken, zodat je ook voor die kinderen de ontwikkeling kunt stimuleren, bijvoorbeeld door onderwijs af te wisselen met ontspanning, zoals op een mat liggen of buiten wandelen. En dat je onderwijs aanbiedt op de momenten dat je voelt dat er contact is. Dat verdienen deze kinderen, want je ziet ook bij hen dat ze er vrolijk van worden als ze zichzelf ontwikkelen en dingen leren. Ze kunnen iets wat ze niet eerder konden.”
Je zit in de klankbordgroep NVO Kwaliteitsregisters. Waarom doe je daaraan mee en hoe gebruik je de NVO-kwaliteitsregisters in de praktijk?
“Ik vind het interessant om mee te denken hoe je dat register vormgeeft. Ik hou van mijn vak en er zijn altijd zoveel dingen die je nog niet weet. Meedoen in de klankbordgroep is een manier om weer nieuwe dingen te leren. Ik vind het heel fijn om het proces van mijn herregistratie goed bij te houden, het is een vorm van reflectie.”
Zijn er zaken die je verder nog kwijt wilt?
“Ik zou nog wel willen meegeven dat ik de NVO echt een prettige beroepsvereniging vind. We worden goed geïnformeerd, laatst nog heb ik een webinar gevolgd over functieomschrijvingen. Dan voel je echt wel dat zo’n beroepsvereniging voor jou bezig is.”
Tekst: Raymond Krul