
Marieke: “Altijd kijken wie uit het netwerk van het kind en gezin betrokken kan worden”
Het inbrengen en overbrengen van kennis over ontwikkeling van kinderen en de opvoeding, de rol van ouders. Dát vind ik specifiek voor de rol van de orthopedagoog. Dus niet alleen kijken naar de ontwikkeling en eventuele problematiek van het kind, maar altijd in relatie tot de opvoeders en verdere context. Een jongere kan delicten plegen en opstandig gedrag vertonen, maar hoe ziet de thuissituatie eruit en wat hebben ouders deze jongere te bieden?
Vanaf eind 2003 werk ik in de jeugdzorg. Eerst als jeugdhulpverlener bij het toenmalige Bureau Jeugdzorg (BJz) en met een opleidingsplek bij de universiteit voor de registratie tot Orthopedagoog-Generalist, daarna ging ik als gedragswetenschapper bij BJz aan de slag. In 2007 ben ik voor een jeugdzorgaanbieder gaan werken, bij een onderwijszorgprogramma, residentiële behandelgroepen en gezinsbehandeling. Vervolgens heb ik van 2009 tot eind 2018 als gedragswetenschapper bij de Raad voor de Kinderbescherming gewerkt. Daar deed ik zowel civiele onderzoeken, strafonderzoeken en onderzoeken bij gezag & omgang op verzoek van de rechtbank. Een uitdagende baan, met complexe problematiek en soms grote spoed.
Van 9 tot 17 uur was mijn agenda gevuld met afspraken, zoals multidisciplinaire overleggen over de onderzoeken, vergaderingen, spoedzaken, rapporten lezen, werkgroepen bijwonen en deskundigheidsbevordering. Ik werkte veel op kantoor, was veel in overleg met collega’s over cliënten. De cliënten zelf zag ik weinig, alleen mijn expertise gewenst was of ik diagnostiek deed.
“Jezelf en collega’s uitdagen door te denken in plaats van ‘standaard doen wat je altijd doet’”
Ik probeer mijn collega’s en mijzelf uit te dagen om te komen tot een analyse, om samen een zaak door te denken in plaats van ‘standaard te doen wat je altijd doet’. Daarbij vind ik het belangrijk om ook kritisch te kijken naar wat wij als professioneel anders of beter kunnen doen.
Wat heeft het kind nodig?
In (multidisciplinair) overleg over elk kind/gezin vind ik het belangrijk om de focus te leggen op de veiligheid van het kind, door vragen te stellen zoals ‘Hoe veilig is het kind?’, ‘Wat heeft dít kind nodig?’, ‘Wat is er nodig om de veiligheid te vergroten?’ Maar ook te bespreken wie uit het netwerk van het kind en gezin gesproken of betrokken kan worden om de situatie voor het kind te verbeteren.
Het verhaal van Merel
Merel is een dertienjarig meisje dat in de crisisopvang verbleef omdat ze thuis onveilig was. Moeder schreeuwde veel, sloeg haar en ze mocht weinig buitenshuis ondernemen. Vader was ernstig ziek en was niet meer in staat om zijn rol als opvoeder te nemen. Dit zorgde voor groot verdriet bij Merel omdat zij juist met vader altijd een goede band had. Moeder was overbelast door de zorg voor vader en Merel en er waren vermoedens van psychische problematiek bij haar waardoor zij niet altijd de juiste keuzes voor Merel kon maken.
We zagen dat Merel bang en verlegen was en moeilijk kon omgaan met andere jongeren in de crisisopvang. Dit was geen goede plek voor haar. Naar huis bleek ook geen optie; zowel ouders als Merel zagen dat dat niet goed was. Erg knap dat zij dat konden zien en mee wilden werken aan het zoeken naar een andere woonplek voor Merel, maar hoe nu verder?
Ondanks alle hectiek stond bij mij als vertrekpunt centraal: ik ga gericht op zoek naar wat het beste voor Merel is en niet welke oplossing er ‘voor handen’ is: een veilige plek (dus niet thuis), een plek met zo lang mogelijk perspectief (dus geen crisisopvang) en een plek die aansluit bij wat Merel nodig heeft (rust, kleinschalig, aandacht).
Overal zijn wachtlijsten. Het is verdraaid lastig om een goede woonplek op korte termijn te vinden en verblijven op meerdere verschillende plekken is ook niet goed. Met het naderende einde van de crisisplaatsing in zicht en nog geen perspectief op een volgende plek, besloot ik een groot overleg te organiseren; alle belangrijke hulpverleners, moeder en dochter waren aanwezig. Daarin zijn alle opties besproken en beoordeeld vanuit wat het beste is voor Merel.
Zo’n overleg kan best lastig zijn, door de dynamiek tussen moeder en dochter, maar ook de hulpverlening die – liefst binnen een uur want iedereen heeft te weinig tijd – resultaat wil zien. Uiteindelijk heeft moeder een bevriend gezin gevraagd of Merel bij hen mocht wonen totdat er een passend pleeggezin was. Dit gezin stemde in: de hulpverlening mocht contact met hen opnemen en Merel kon de volgende week terecht. Ook Merel zag dit zitten; er kon zelfs een glimlach af toen ze zei dat ze daar wel wilde wonen. Nog geen vaste plek, maar wel een vertrouwde plek waar hopelijk gestart kon worden met het uitzetten van een stabiel toekomstperspectief voor Merel én haar ouders, weliswaar op afstand, maar niet minder belangrijk.
Nieuwe uitdaging
Begin dit jaar heb ik mijn vaste baan opgezegd en ben ik als ZZP’er aan de slag gegaan. Ik richt mij op interim opdrachten: opdrachten bij jeugdzorgorganisaties waar een (tijdelijk) tekort is aan gedragswetenschappers. Een nieuwe uitdaging! Zo hoop ik meer afwisseling te krijgen in mijn werk omdat ik meerdere opdrachten doe. Ook hoop ik op deze manier meer kennis te krijgen over de verschillende problematieken en organisaties zodat ik deze kennis bij iedere opdracht kan inzetten.
Daarnaast geef ik supervisie, aan collega gedragswetenschappers die in opleiding zijn voor een postmaster registratie of voor de herregistratie. En wat er verder op mijn pad komt qua werk weet ik niet, maar ik weet dat ik het kan, niet alleen, maar wel met mijn netwerk aan collega’s.
Marieke Erken-Drost