Rijan: “Het geeft een kick als je ziet dat een leerling vooruitgaat”

Rijan Braal-Schimmel werkt op STIP VSO Utrecht, een school voor speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen (ZML-school). Ze is een van de orthopedagogen die met een zorg-onderwijsarrangement werkt om thuiszitters weer naar school te krijgen. “Omdat je langzaam en gedoseerd prikkels toevoegt, kun je goed zien wat wel en niet werkt.”

 

We spreken elkaar tijdens de lockdown. Wat is dat voor periode bij jullie op school?

“We zijn gesloten, maar we hebben meer kinderen in de noodopvang dan tijdens de eerste lockdown. Dat is vooral omdat we nu ervaring hebben met wat een lockdown doet met onze meest kwetsbare leerlingen. Veel van hen kwamen om allerlei redenen niet toe aan thuisonderwijs, daarom komen zij nu toch naar school.”

 

 

Het onderwijs draaiende houden terwijl je rekening moet houden met het coronavirus, lukt dat?

“Soms is het net of het virus niet bestaat. Als je een leerling fysiek moet begeleiden om een conflict of incident te de-escaleren, kun je niet altijd aan de anderhalve meter afstand voldoen. Dat is soms lastig, wij moeten dan schipperen tussen de behoeften van onze leerlingen en onze eigen veiligheid.”

 

Wat is STIP voor een school?

“Door een fusie van drie scholen in 2013 is het een vrij grote ZML-school. Voordeel daarvan is dat we beter in staat zijn om te differentiëren dan kleinere scholen. Leerlingen stromen grofweg uit richting dagbesteding of arbeid – al dan niet beschut. Ik werk op een afdeling met onderwijs-zorgarrangementen. Ik heb ongeveer 25 leerlingen onder mijn hoede.”

 

Hoe ben je bij STIP terechtgekomen?

“Tijdens de pabo kreeg ik al het gevoel dat ik meer wilde weten over orthopedagogiek. Ik wilde toen graag mijn opleiding afmaken, maar ben daarna meteen orthopedagogiek gaan studeren. In de tijd dat ik afstudeerde, was er alleen niet zoveel werk voor orthopedagogen. Dus toen dacht ik: ik zoek een werkplek waar veel orthopedagogen rondlopen, wie weet komt er een keer een plekje vrij. Zo is het gegaan: ik ben in 2014 op deze school komen werken als leerkracht en na drie jaar kon ik als orthopedagoog aan de slag.”

 

Welke momenten geven jou het meeste voldoening?

“De momenten dat je leerlingen vooruit ziet gaan omdat je begrijpt wat wel en niet werkt. Bij iedere leerling ben je intensief bezig met het in kaart brengen, analyseren, finetunen… Maar dan opeens zie je dat het gaat lopen, dat geeft echt een kick. Een belangrijk onderdeel bij het werken met deze doelgroep is om het juiste sociaal-emotionele niveau en aanspreektoon van de leerling te vinden. Deze is vaak anders dan het cognitieve niveau, is onder spanning nóg weer lager en kan binnen een aantal minuten fluctueren. Als onderdeel van de-escalerend werken is het ook erg belangrijk om kinderen op het juiste niveau aan te spreken. Dan sta je soms tegen een zeer boze, grote jongen van 15 jaar te praten alsof je het tegen een kleuter of peuter hebt. Dat is een enorme mind fuck, maar heel gaaf als het lukt!”

 

Geeft het de-escaleren en brandjes ook een kick?

“Zo zou ik het niet willen omschrijven, want het zijn vaak spannende en heftige situaties. Maar ik denk dat ik er wel voldoening uithaal als het mij samen met een leerkracht of onderwijsassistent lukt om leerlingen rustig te krijgen, anders zou ik dit werk waarschijnlijk niet zo leuk vinden.”

 

 

Jullie werken met een speciaal onderwijs-zorgarrangement om thuiszitters weer naar school te krijgen, het zogeheten Fasenmodel. Wat houdt dit arrangement in?

“Thuiszitters die wij aangemeld krijgen, hebben vaak al zoveel nare ervaringen met het onderwijs achter de rug dat er grote weerzin is om weer terug naar school te gaan. Daarom is het uitgangspunt van onze aanpak dat je heel goed kijkt naar wat een leerling nodig heeft. Dat kan betekenen dat je op een heel basic niveau gaat beginnen. In die eerste fase is het doel alleen maar om op school te zijn, het gebouw te ervaren. Vervolgens voeg je prikkels toe en ga je naar de volgende fase. Zo werk je stap voor stap aan een terugkeer naar het onderwijs. In de laatste fase zit een leerling weer zonder begeleiding in de klas.”

 

In feite krijgt iedere leerling dus een eigen aanpak.

“Klopt, we kijken echt naar wat een leerling nodig heeft. Misschien kan een leerling nog niet naar school, maar vindt hij het wel leuk om in de tuin te werken. Nou, dan beginnen we daarmee. Je probeert zoveel succeservaringen op te bouwen dat de leerling weer in een andere mindset komt, dat hij weer in ‘standje onderwijs’ komt te staan. Door succeservaringen in te bouwen, zie je het zelfvertrouwen groeien.”

 

Is het een aanpak die werkt?

“Het is echt een unieke aanpak voor onze school, die we samen met onze zorgpartner Reinaerde hebben opgezet. Het zou wel mooi zijn om dit model eens goed te onderzoeken, zodat je beter zicht hebt op de werkende factoren. Maar mijn ervaring is dat het een heel mooie en effectieve methode kan zijn. Omdat je langzaam en gedoseerd prikkels toevoegt, kun je goed zien wat wel en niet werkt. Het kan ook zijn dat een leerling in een bepaalde fase blijft hangen en dat je bijvoorbeeld moet concluderen dat onderwijs niet de juiste route is. Maar dat kun je dan goed onderbouwen doordat je zo intensief met de leerling bezig bent geweest. Je doet alles stap voor stap en dat maakt het heel inzichtelijk.”

 

Wat zijn de valkuilen?

“Het hele systeem moet meedoen. Op het moment dat je geen goede samenwerking met de ouders hebt, kun je het eigenlijk wel schudden. Ook de andere samenwerkingspartners moeten snappen wat de bedoeling is. Dat is cruciaal. Daarnaast is het een ontzettend dure voorziening die vanuit de zorg wordt betaald. Je kunt er dus niet eindeloos mee doorgaan.”

 

Kun je een voorbeeld geven van een leerling die jullie hiermee weer naar school hebben gekregen?

“Er kwam een jongen van 12 vanuit het speciaal onderwijs bij ons met wie van alles aan de hand was. Zijn vader was net overleden, hij kampte met een trauma en hij woonde bij zijn oom en tante. Op school was het alleen maar vechten en overleven. Kortom, er was giga veel met hem aan de hand. Toen zijn we met het Fasenmodel aan de slag gegaan. Hij kwam al vrij snel hele dagen naar school, want dat was goed voor hem. Maar het programma was nihil. We hebben heel erg ingezet op de manier waarop hij met spanning omging; wanneer loopt de spanning op en wat heb je nodig om de spanning weer af te kunnen bouwen? Daarnaast zijn we gestart met EMDR. Hij begon buiten de klas in een een-op-eensetting, met een eigen programma. Dat heeft zo’n twee jaar geduurd, maar uiteindelijk heeft hij zijn school wel kunnen afmaken en is hij bij het Utrechtse Werkbedrijf UW gaan werken.”

 

Komt het voor dat leerlingen uitstromen naar het reguliere onderwijs, bijvoorbeeld een mbo-opleiding?

“Niet vaak, maar het is niet ondenkbaar. Sommige leerlingen kunnen het cognitief gewoon aan. Maar het ligt er wel aan hoe het onderwijs dan georganiseerd is, want het gaat onherroepelijk mis als zo’n leerling dan weer in een drukke klas terechtkomt. Dus ook de vervolgopleiding moet weer op maat zijn.”

 

Er wordt veel gesproken over de aansluiting tussen regulier en speciaal onderwijs en over de inclusiviteit van het onderwijs. Hoe sta jij in die discussie?

“Ik denk dat wij als maatschappij nog maar moeilijk accepteren dat niet iedereen hetzelfde is. Soms wordt er een mooie werkplek voor een leerling van ons gecreëerd, bijvoorbeeld in een supermarkt, maar dan blijkt toch dat de leerling ontzettend gepest wordt door de collega’s. Dat heeft met acceptatie te maken. Als je het onderwijs inclusiever maakt, leer je van jong af aan dat er diversiteit tussen mensen is. Dus daar ben ik erg voor. Alleen vraagt dat een grote investering in tolerantie, acceptatie en waardering voor anderen.”

 

Heb je tips voor andere scholen die ook wel met jullie Fasenmodel aan de slag zouden willen?

“Je hebt je partners heel erg nodig. Of het nu gaat om de gemeente, ouders of het samenwerkingsverband, nodig ze uit op school en laat zien hoe de wereld van zeer moeilijk lerende kinderen in elkaar zit. Zo kweek je begrip en krijg je je partners makkelijker mee. En als het even kan, betrek de kinderen zelf dan ook bij het proces, laat ze meepraten. Kijk naar wat een leerling nodig heeft en breng de onderwijsbehoefte goed in kaart. En tot slot: staar je niet blind op regels en wetgeving, maar probeer daar een beetje op een out-of-the-box-manier mee om te gaan. De intentie van de regels is om kinderen te helpen, dus moet je ze als professional ook op die manier interpreteren.”

 

Tekst: Raymond Krul

About the Author /

j.smeets@nvo.nl

Alle artikelen